-
1 de kluts kwijtraken
-
2 de kluts kwijtraken
терять голову; выйти из равновесия* * *гл.общ. выйти из равновесия, терять голову -
3 de kluts kwijtraken
[omg.]die Übersicht verlieren -
4 de kluts kwijtraken
lose one's head -
5 kluts
♦voorbeelden:de kluts kwijtraken • perdre les pédales -
6 терять голову
vgener. de kluts kwijt raken, de kluts kwijt zijn, de kluts kwijtraken, het hoofd kwijtraken -
7 терять голову
vgener. de kluts kwijt raken, de kluts kwijt zijn, de kluts kwijtraken, het hoofd kwijtraken -
8 выйти из равновесия
vgener. de kluts kwijtraken, het hoofd kwijtrakenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > выйти из равновесия
-
9 выйти из равновесия
vgener. de kluts kwijtraken, het hoofd kwijtraken -
10 fuddle
n. verwarring, aantijging--------v. benevelen; verwarren, verbijsteren; dronken worden[ fudl] 〈 geen meervoud〉♦voorbeelden: -
11 get in a fuddle
-
12 boule
boule [boel]〈v.〉♦voorbeelden:boule de neige • sneeuwbalboule de Noël • kerstbalboule de signaux • seinbalfaire boule de neige • een sneeuwbaleffect hebbenen boule • opgerold, als een bol〈 informeel〉 se mettre en boule • boos worden, zijn stekels opzetten→ nerfperdre la boule • de kluts kwijtraken, gek wordenf1) bal, bol, kogel2) aardbol3) kop, knikker4) snoepje -
13 boussole
-
14 esprit
esprit [esprie]〈m.〉1 geest ⇒ verstand, denkvermogen2 aard ⇒ geest, karakter♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 les beaux, grands esprits se rencontrent • twee zielen, één gedachte〈 spreekwoord〉 l'esprit est prompt, la chair est faible • de geest is gewillig, maar het vlees is zwakoù avais-je l'esprit? • waar was ik met mijn gedachten?avoir l'esprit, le bon esprit de faire qc. • op het (goede) idee komen iets te doenne pas avoir tous ses esprits • niet helemaal goed bij zijn hoofd zijnperdre l'esprit • zijn verstand verliezenreprendre, retrouver ses esprits • weer tot zichzelf komen; weer bijkomenvenir à l'esprit • invallenavoir l'esprit ailleurs • er niet met zijn gedachten bij zijndans mon esprit • naar mijn ideeen esprit, par l'esprit • in de geest, in gedachtenavoir l'esprit de corps • korpsgeest, groepsgevoel hebbenavoir l'esprit de décision • besluitvaardig zijnavoir l'esprit d'entreprise • ondernemingsgeest hebben, ondernemend zijnavoir l'esprit de l'escalier • nooit alert reagerenétat d'esprit • geestestoestandesprit d'initiative • ondernemingsgeestesprit de sacrifice • opofferingsgezindheidavoir l'esprit de suite • consequent zijnavoir l'esprit aventureux • avontuurlijk (van aard) zijnavoir bon esprit • van goeden wille zijnun grand esprit • een groot, edel mensil fait preuve de mauvais esprit • het ontbreekt hem aan goede wilc'est un petit esprit • hij heeft een klein denkraamcalmer les esprits • de gemoederen bedarenne pas avoir l'esprit à faire qc. • geen zin hebben iets te doenil nous traite dans un esprit de dénigrement • hij behandelt ons altijd op een denigrerende manieravoir de l'esprit • geestig zijnce n'est pas le moment de faire de l'esprit • het is nu het moment niet om leuk te zijnesprits frappeurs • klopgeestenEsprit Saint • Heilige Geestm1) geest, verstand2) aard, karakter3) geestigheid4) spook5) adem6) alcohol -
15 fil
fil [fiel]〈m.〉1 draad ⇒ vezel, lijn2 linnen3 garen♦voorbeelden:1 qui est au bout du fil? • wie is er aan de lijn?fil de fer • ijzerdraadfil de fer barbelé • prikkeldraadtenir les fils des marionnettes • de touwtjes in handen hebbenfils de la vierge • herfstdradenfil dentaire • flosscouper de droit fil • met de draad mee knippendonner du fil • het (hengel)snoer laten vierenle fil à plomb • het schietloodne tenir qu'à un fil • aan een zijden draadje hangenmince comme un fil • zo mager als een latjambes comme des fils de fer • spichtige benen4 perdre le fil (de ses idées) • de draad, de kluts kwijtrakenau fil de • in de loop vanêtre emporté au fil de l'eau • met de stroom mee gesleurd wordenau fil des jours • mettertijdfil conducteur • leidraadavoir un fil sur la langue • licht lispelendonner du fil à retordre à qn. • iemand veel last bezorgen, iemand heel wat te stellen gevenil n'a pas inventé le fil à couper le beurre • hij heeft het buskruit ook niet uitgevondende fil en aiguille • stukje bij beetje, geleidelijk, van het een op het andere komendm1) draad, lijn2) linnen3) garen4) verloop, opeenvolging5) scherpte [lemmet] -
16 nord
nord [nor]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 noorden♦voorbeelden:hémisphère nord • noordelijk halfrondle Grand Nord • het hoge Noordenau nord de • ten noorden vanm -
17 troubler
troubler [troeblee]2 verstoren ⇒ in de war sturen, verijdelen3 verwarren ⇒ in de war brengen, verontrusten♦voorbeelden:2 de kluts kwijtraken ⇒ in de war raken, in verlegenheid rakenv1) vertroebelen2) ver-storen3) verwarren4) verontrusten -
18 perdre la boule
perdre la boulede kluts kwijtraken, gek worden -
19 perdre la boussole
perdre la boussole -
20 perdre le fil
perdre le fil (de ses idées)de draad, de kluts kwijtraken
Страницы
- 1
- 2